Parlevinkers aan het woord: Schouwenaar

Rinus Schouwenaar  (Wemeldinge 1945)

Rinus was 7 jaar parlevinker (handelaar in groenten, fruit en levensmiddelen). Daarna had hij een cafetaria, discotheek en restaurant in Wemeldinge.

Rinus sprak met Ilja Kamerling en Marit Buddenbaum. Hier is een gedeelte van dat interview. Hoe hij in het parlevinkervak gerold is:

[Mijn groenten]winkeltje liep niet genoeg. Dus ik dacht ik moet er wat bij doen, dat had ik eigenlijk ook van te voren ingepland, want ik had niet gedacht dat het echt...Dus deed mijn vrouw, die deed de winkel en ik ben naar de sluizen gelopen zeg maar.Maar dat was natuurlijk hartstikke vreemd, want ik kende geen schipper, geen mens, helemaal niks.
I: hoe heeft u dat opgebouwd dan?
S: Nou, dan ging ik gewoon... Ik had een brommertje, klein brommertje. Zo’n Peugeot’je, da’s een gasgevertje en dan ging ik gewoon aan de kant staan van de sluis. En in ’t begin dan stond ik gewoon aan de kant van de sluis en dan zei ik: “moet je nog aardappels, groente, fruit?” zeg maar. En dan, ja, in ’t begin hoeven ze enkel sinaasappelen of helemaal niks, maar dat is natuurlijk langzaam gegroeid. En dan deed ik dat voor de sluis opnemen, als dat kon. Dan hadden de mensen natuurlijk langer de tijd, soms ook als ze het briefje klaar hadden. Dan ging ik als de bliksem naar huis, ja, en dan had ik grote manden en daar gooide ik al de bestellingen in, en dan soms gebeurt het: dan heb je drie zakken aardappelsop dat brommertje, en twee manden eronder hangen van 35 kilo – dat is 105 kilo op dat brommertje – en verder dan nog losse levensmiddelen en zo, nou, dan was je gewoon een acrobaat, zeg maar. Zeker ook met de hoge en lage deuren, en dan moest je eroverheen soms.

Parlevinken was hard werken:

Je moet weten het was natuurlijk verschrikkelijk hard werken. Vooral wat ik verkocht natuurlijk. Aardappels en groenten en kratten bier en kratten limonade: ‘t woog allemaal als lood... En dat bestelden mensen natuurlijk bij je, ja in Rotterdam hadden ze die ook maar die bestelden ze bij mij natuurlijk! En dat waren nog best veel hoeveelheden boodschappen,natuurlijk hè, iemand aan wal kocht niet zoveel boodschappen, zoveel hoeveelheden natuurlijk helemaal niet. En ik heb nog een keer meegemaakt, dat is misschien wel leuk om te zeggen, er lagen 8 spitsen vroeger in de middelsluis, twee rijen van vier, en bij zes man moest ik wezen. Met die boodschappen. Ja, ze noemden mij de vliegende Hollander, hè? Bij zes moest ik er wezen en die heb ik allemaal bediend. Ja, maar de laatste had niet betaald, zeg maar. Dat deed ik met mandjes en kistjes en die kon ik aan boord gooien zo, en toen was het gelijk water – soms was er natuurlijk verschil tussen de ene en de andere kant van de sluis van ongeveer 4, 5 meter – maar nu was het gelijk water en dan gingen de sluizen open en dan gingen de schepen weg. Dus dat kon een kwartier duren, maar dat kon ook maar 5 minuten duren natuurlijk. Dus dat had ik allemaal voor elkaar gekregen, maar soms moest je verschrikkelijk vlug wezen, want de schippers wachten dus niet op je, hè? Nee, want ik heb wel eens gehad, dan bracht ik het aan boord, bij de kleine sluis, en dan was er zo’n zijbrug en daar zat een grote voet aan vanonder, en dan kon ik niet meer van het schip komen, en dan voer ik gewoon mee en dan zei ik tegen de schipper: “doe een beetje rustig aan, dan spring ik er gewoon af”,en dan sprong ik zo van het schip, zo aan de wal, hahaha.

Over het eind van het Parlevinken:

Ik stond een keer aan de kant een goede klant van mij kwam aangevaren en dan kwam er natuurlijk, ja toen zeker, kwamen er vroeger een stuk of 350, 360 schepen per dag door en toen 150. En de helft kwam ’s nachts kwam dat door, dus dat waren nog maar 75 schepen op een dag! En dat waren eigenlijk allemaal schepen die waren van die tankers enzo, of schepen die in Terneuzen gelegen hadden of in Gent voor ik weet niet hoelang, die spitsies en die kochten dan hun groenten enzo die paar dagen dat ze daar lagen dus die hadden voor 14 dagen alles aan boord. Dus ik stond een keer aan de kant en toen zei ik: “Hebbie nog wat nodig?” tegen dat vrouwtje en die zei: “Nee, ik heb niks nodig, ik heb alles in Rotterdam gekocht”, zei ze, die zei “ik dacht dit loopt helemaal niet meer”, snap je? En zo is dat eigenlijk doodgebloed. Dus toen heb ik ook maar mijn eigen plan getrokken, ik dacht: dit wordt nooit niks meer hier zo.

***********************************  ===  *********************************************

Een herinnering uit zijn jeugd:

Nee, toen speelde ik daar aan de oestermaaiers, dat was vroeger een vuilnisbelt, haha rotte vieze troep natuurlijk...En daar hadden we stekelbaarsjes en dan pak je zo’n oud matras van de vuilnisbelt en dan ging je met een vieze leiding stukje varen zeg maar en met natte voeten kwam je dan thuis en dan was je moeder ook niet zo blij. En er was nog een veldje en als het een beetje droog was kon je er voetballen. Lekker bij de jeugd veel gezeten zeg maar. Het was gewoon een soort ja, nou bij de buitendijk gewoon zeg maar, bij de schouwen die buitendijk en dit was een zelfde bedoeling.